Nederlandsk

Udtale

Verbum

betalen

  1. at betale

Bøjning

Lang tillægsform betalend
Førnutid hebben betaald
Bydemåde betaal(t)
ik jij/je, u hij, zij/ze, het wij/we, jullie, zij/ze
Nutid betaal betaalt betaalt betalen
Datid betaalde betaalde betaalde betaalden

Kilder

  • betalen“ i vanDale woordenboek