Nederlandsk

Udtale

Verbum

helpen

  1. at hjælpe

Bøjning

Lang tillægsform helpend
Førnutid hebben geholpen
Bydemåde help(t)
ik jij/je, u hij, zij/ze, het wij/we, jullie, zij/ze
Nutid help helpt helpt helpen
Datid hielp hielp hielp hielpen

Kilder

  • helpen“ i vanDale woordenboek