Nederlandsk

Udtale

Verbum

vragen

  1. at spørge

Bøjning

Lang tillægsform vragend
Førnutid hebben gevraagd
Bydemåde vraag(t)
ik jij/je, u hij, zij/ze, het wij/we, jullie, zij/ze
Nutid vraag vraagt vraagt vragen
Datid vroeg vroeg vroeg vroegen
Datid 2 vraagde vraagde vraagde vraagden

Kilder

  • vragen“ i vanDale woordenboek