Nederlandsk

Udtale

Substantiv

wachten

  1. Flertalsform af wacht.

Verbum

wachten

  1. at vente

Bøjning

Lang tillægsform wachtend
Førnutid hebben gewacht
Bydemåde wacht
ik jij/je, u hij, zij/ze, het wij/we, jullie, zij/ze
Nutid wacht wacht wacht wachten
Datid wachtte wachtte wachtte wachtten

Kilder

  • wachten“ i vanDale woordenboek